School Kleuterschool | De Mortel
De Mortel. In dit kleine gebouwtje werd het eierinpaklokaal en de kleuterschool gehuisvest, de, nog kleinere, platte aanbouw was voor de naaischool en de toneelvereniging. Schuin hierachter ligt nog de eierbond die ook dienstheeft gedaan als kantoor van de boerenleenbank.
Aan de Oude-Molenweg, genoemd naar, hoe kan het ook anders een oude reeds lang gesloopte molen (die wa…
De Mortel. In dit kleine gebouwtje werd het eierinpaklokaal en de kleuterschool gehuisvest, de, nog kleinere, platte aanbouw was voor de naaischool en de toneelvereniging. Schuin hierachter ligt nog de eierbond die ook dienstheeft gedaan als kantoor van de boerenleenbank.
Aan de Oude-Molenweg, genoemd naar, hoe kan het ook anders een oude reeds lang gesloopte molen (die was dan weer gebouwd van de stenen van de oude kerk van De Mortel) liggen nog de restanten van een belangrijk economisch centrum van dit dorp. Je zou het niet zeggen maar het gebouw op de foto was ooit het thuis van de kleuterschool, eierverpakkingplaats, naaischool en toneelvereniging. Er ligt nog een gebouwtje half achter waar nog Eiervereniging St. Lucia opstaat. In nu gesloopte gebouwtjes lag de boterfabriek(die heette Mortels Welvaren). Men begon klein en ging in 1928 uitbreiden, de eerste boterfabriek werd daarna pakhuis en de boerenleenbank. Waarom zijn deze functies nu zo belangrijk? In het beging van de 20e eeuw was De Mortel een klein voornamelijk agrarisch dorp. In 1735 woonden er zo'n 350 inwoners verdeeld over 70 huizen, in 1925 was dat aantal 500 inwoners. Dat is geen grote groei. De Peelgrond was dan ook erg arm. De boeren begin 20e eeuw waren vaak ook arm. Ze hadden veelal een gemengd bedrijf en karnden hun eigen boter en brachten hun eigen eieren naar de plaatselijke markt of bij een losplaats van de tram. Maar ze hadden vaak ook schulden bij de plaatselijke middenstand. De middenstand was slim en zei, je mag me wel betalen in eieren of boter als je geen geld hebt, maar dan wel tegen mijn prijs voor de eieren. Dat was dus bij lange na niet de beste prijs. De boterfabriek opgericht in 1908 en de eiervereniging, opgericht in 1922 brachten hier verandering in. Onder invloed van de Boerenbond werden de producten collectief ingezameld in een pakhuis en in de grote boter en eiermijnen in Eindhoven en Maastricht verkocht. De boter werd in zo'n boterfabriek ook vaak van betere kwaliteit dan bij thuiskarnen. Op een gegeven moment in de zestiger jaren gingen de groothandels de eieren bij de boer ophalen en dat was het eind van de eiervereniging, maar in het veertigtal jaar van haar bestaan had die wel een half miljoen gulden opgebracht. De boer kreeg regelmatiger en meer geld in handen en toestanden als gedwongen winkelnering kwamen minder voor, al was het beheer van het gemeenschappelijk pakhuis ook niet altijd even netjes.
Door de komst van kunstmest, ook in het begin van de 20e eeuw, kon meer hooi worden verbouwd en koeien werden een van de belangrijkste bedrijfstakken, met een nadruk op de zuivelproductie. Ook kippen en varkens werden belangrijker en het gemengde bedrijf werd allengs minder gemengd. Natuurlijk liep niet alles van een leien dakje. De Mortel was onderdeel van de gemeente Gemert en de Gemertse raad was in tweeën gespleten, met de Boerenbond aan de ene kant en het lokale alternatief Isidorus aan de andere kant. Er was flinke concurrentie tussen die twee, maar de Boerenbond had de steun van de kerk en won uiteindelijk. Daarom is in Gemert en De Mortel de boerenleenbank pas relatief laat opgericht, in 1915 en 1923 respectievelijk.
Bronnen:
K. van der Heijden et al., Mortel Ons Dorp, Stichting Stuurgroep Mortel, 1992, Mortel
P.H.M. Thissen, Heideontginning en modernisering: In het bijzonder in drie Brabantse Peelgemeenten 1850-1940, Uitgeverij Matrijs, 1993, Utrecht