Villa Ledeboer
Villa Ledeboer in De Rips.
Abraham Ledeboer kocht in 1894 en 1896 twee stukken moeras, met een gezamenlijk oppervlak van 800 hectare. Hij wilde op grote schaal aan …
Villa Ledeboer in De Rips.
Abraham Ledeboer kocht in 1894 en 1896 twee stukken moeras, met een gezamenlijk oppervlak van 800 hectare. Hij wilde op grote schaal aan bosbouw gaan doen. In die tijd was men begonnen met een grootscheepse ontginning van 'woeste' gronden in Nederland, zo ook de Peel. Deze laatste werd voornamelijk voor de bosbouw ontgonnen. Abraham Ledeboer, die ook het Landgoed De Sijp ontgon was een van de grootste grondbezitters in de gemeente. Hij kwam oorspronkelijk uit Twente. Dit kwam meer voor in De Peel, de gemeenten verkochten op grote schaal de woeste gronden die zij tot die tijd in eigendom hadden gehad. Gemert zowel als Bakel hadden niet zulke rooskleurige financien en de verkoop van deze grote lappen grond heeft de gemeenteschulden toch wel doen zakken. Niet zoveel als gehoopt echter, de grond bracht geen goede prijs op, zij werd vooral gekocht door speculanten als Abraham Ledeboer, mensen die inzagen dat de grond alleen nog maar in waarde kon stijgen. Hier en daar kochten mensen wel kleine stukjes op voor de landbouw zoals in de Klotterpeel, maar het merendeel van de grond werd grootschalig landgoed. Ledeboer vroeg de Nederlandsche Heidemaatschappij (een soort ingenieursbureau) om de grond voor hem te ontginnen en beheren, zoals de Nederlandse heidemaatschappij dat toen in tientallen van zulke landgoederen deed, en liet in 1942 dit huis in het bos bouwen om er met zijn familie in te kunnen verblijven. Het huis is nog volledig authentiek, een traditioneel landhuis met engelse en duitse invloeden, de topgevels zijn gepotdekseld.
De Nederlandse Heidemaatschappij gebruikte de uitgestrekte Stippelberg en het nabijgelegen Beestenveld als proefstation om ontginning en bebossingsmethodieken te ontwikkelen die elders in het land navolging kregen. Hier werd de ossenploeg geintroduceerd om het dure spitten met de hand te vervangen en werden bemestingshoeveelheden, diverse boomsoorten en meer van dergelijke zaken uitgeprobeerd. Er ontstond onder de autochtone peelbewoners geleidelijk het gevoel dat de Heidemaatschappij en de grootgrondbezitters de grond voor hun neus wegkaapten, 'Hollandse' landinrichting beoefende en dan ook nog protestanten naar hun regio bracht, vooral in de twintiger en dertiger jaren. Waarvan akte in uitspraken van de Brabantse Boerenbond en 'Brabantia Nostra', een voorbeeld van de laatste: "Zij schenen de barokke, ja romantische schoonheid van Brabant te willen ontluisteren en te maken tot één grote keesboerenwei zonder bomen, zonder hakhout, zonder hult en bult"
Bronnen:
S. Hoeymakers, Houtvesterij de Peel, 1986, Heemkundekring De Kommanderij, Gemert
P.H.M. Thissen, Heideontginning en modernisering: In het bijzonder in drie Brabantse Peelgemeenten 1850-1940, Uitgeverij Matrijs, 1993