16.Studentenopstand
Neem contact op
1795
Studentenopstand
Het was barstens koud, die 19e februari. Het vroor dat het kraakte, ook overdag. Het kacheltje in de Latijnse school had geen schijn van kans. Acht studenten uit de middenklas, het 2e jaar, vroegen aan professor Snoeckx of het niet beter was voor één keer de syntaxis de syntaxis te laten en warmere oorden op te zoeken. Snoeckx was de kwaadste niet en hij had het bovendien zelf ook heel koud. Hij liet zijn ogen over het groepje studenten dwalen.
‘Cornelius van der Sanden. Gaat gij de eerwaarde heer pastoor vragen of hij verlet wil geven en mocht dat zo zijn, ga dan ook naar het huis van rector Smits, opdat hij weet dat er geen les zal zijn.’
Cornelius kweet zich u…
1795
Studentenopstand
Het was barstens koud, die 19e februari. Het vroor dat het kraakte, ook overdag. Het kacheltje in de Latijnse school had geen schijn van kans. Acht studenten uit de middenklas, het 2e jaar, vroegen aan professor Snoeckx of het niet beter was voor één keer de syntaxis de syntaxis te laten en warmere oorden op te zoeken. Snoeckx was de kwaadste niet en hij had het bovendien zelf ook heel koud. Hij liet zijn ogen over het groepje studenten dwalen.
‘Cornelius van der Sanden. Gaat gij de eerwaarde heer pastoor vragen of hij verlet wil geven en mocht dat zo zijn, ga dan ook naar het huis van rector Smits, opdat hij weet dat er geen les zal zijn.’
Cornelius kweet zich uitstekend van zijn taak en wist permissie van de pastoor te krijgen om uit school weg te blijven. Alleen rector Smits was niet thuis.
De volgende ochtend, het was niet meer zó steenkoud, gingen de studenten weer naar school. Bij de deur stond rector Smits.
Ik doe geen school vooraleer gij ieder een schelling boete betaalt. Zo maar de school verlaten, zonder mijn toestemming!’
Cornelius trad dapper naar voren.
‘Heer rector, de pastoor heeft ons vanwege de koude toestemming gegeven. Ik ben nog bij u aan de deur geweest om het te zeggen, maar u was niet thuis.’
Maar Smits hield voet bij stuk. Een schelling boete! De studenten keken elkaar aan. Een schelling, dat is zes stuivers, een hoop geld voor een arme student. Een knikje van Cornelius was genoeg: de middenklas draaide zich om en liep weg. Rector Smits bleef achter, met stomheid geslagen. Dit was nog nooit vertoond!
De studenten zijn van de school naar de pastorie gewandeld. De pastoor zei hen die dag nog maar een keer uit school te blijven. Hij zou met de rector gaan praten.
Echter, om de een of andere reden is de pastoor niet met de rector, maar met professor Snoeckx in conclaaf gegaan. Hij vroeg hem de studenten te verzoeken toch maar de boete te betalen, dat scheelde een hoop gedoe.
De arme Snoeckx werd zo behoorlijk in gewetensnood gebracht. Hij bood de studenten aan de boete uit zijn eigen beurs te betalen, maar die weigerden dat. De pastoor had toch permissie gegeven om uit school weg te blijven? Nee, zij zouden nog liever voorgoed vertrekken uit school, zeker ook omdat zij zaken dienden te leren als het maken van almanakken en het vervoegen van Nederduijtsche werkwoorden als ‘hebben’, ‘zouden’ en ‘laten’.
‘Nederduits! Terwijl onze ouders toch betalen om ons in het Latijn onderricht te laten krijgen.’ En dan nog iets: tussen Allerheiligen laatstleden en Vastenavond laatstleden hebben de studenten van de eerste en de tweede klas steeds dezelfde lessen gehad!’
De kwestie kwam de schout en schepenen ter ore en zij bemoeiden zich ermee. Als er zo’n forse groep studenten zou vertrekken, dan zou dat tot grote schade van de gemeente kunnen leiden. De naam en faam van de Latijnse school en daarmee van Gemert stond op het spel! Daarom vroegen de schepenen aan professor Snoeckx om de dissidente studenten weer toe te laten tot de school en te kijken wie zolang rector ad interim zou kunnen zijn. Aan rector Smits werd gevraagd zijn visie op de zaak te komen geven. Nou, dat wilde Smits wel doen!
‘Ik vind dat Snoeckx zeer verkeerd heeft gehandeld door de studenten toch de school binnen te laten en daar ook nog een ad interim bij te halen. Het vertrek van die studenten is mijns inziens om schijnredenen gebeurd. En het kan zijn dat ik niet thuis was op het moment dat een student iets kwam mededelen, maar dan hadden ze later nog maar eens terug moeten komen.’
Verder ging de rector in op de kritiek aangaande de lesstof.
‘Degenen die tegenwoordig naar de Latijnse school worden gezonden, móéten wel eerst in hun moederlijke taal onderwezen worden. Ze beheersen die taal namelijk bij lange na niet voldoende. Ik ben in de Latijnse scholen van de stad Gelder en ook van Venraij geweest en daar doen ze het ook zo. Immers, anders gaat het leren van het Latijn geheel kreupel! En het maken van almanakken? Dat is bedoeld om de tijdrekening in de bijna ontelbare brieven van Cicero uit te leggen.’
Angst voor vertrek van de studenten naar een Latijnse school elders vond Smits onterecht. Ook op andere scholen zouden de studenten worden behandeld zoals hier in Gemert.
‘Een opgelegde rechtvaardige straf zal ook op elke andere school ten uitvoer worden gebracht.’
Nog één ding moest Smits van het hart.
‘Ik heb één van die wederspannige studenten horen zeggen: Ik wou dat wij maar betaald hadden op den eersten dag!’